Tot op heden is 2018 een bijzonder jaar voor wat betreft het weer. In Nederland, maar ook in de Alpenlanden, Spanje, Portugal en het hoge noorden.
Wat is er zo bijzonder? Ten eerste de grote hoeveelheden sneeuw die er in de winter gevallen is in de Alpen, met name op grote hoogte. Daar zijn in de winter sneeuwdekken tot boven de 700cm gemeten. Het verticale verschil was echter, met name in januari, groot. Eind januari reed ik door de Grote Sint Bernard tunnel, waarbij er geen sneeeuw lag aan de Zwitserse zijde tot een ruime 1000m hoogte. BIj de tunnel-ingang op 1900m lag er echter al ruim 300cm sneeuw. Ook aan de Italiaanse zijde lag toen vrij veel sneeuw.
Later kwam er een zeer warme april maand, die in delen van Zwitserland en Oostenrijk temperatuurrecords verbrak. Later volgde hier echter een omslag, die tot op heden duurt. Het is er niet zozeer koud, maar wel onbestendig, nat en bewolkt.
Hierdoor ligt er in grote delen van de Alpen nog een aanzienlijk sneeuwdek op grote hoogte. In het Val Ferret bij Courmayeur (Italie) is nog sneeuw te vinden op 1600m, terwijl aan de andere kant in Chamonix er nog ruim een meter ligt op 2300m hoogte.
Regelmatig vallen er zware buien, welke sneeuw brengen op hoogtes vanaf ongeveer 3000m. Dit lijkt dus positief te zijn voor de massa-balans van de gletsjers, die immers hun voeding grotendeels krijgen van lawines vanaf de grotere hoogtes.
Voorlopig houdt deze onstabiliteit hier aan, waardoor het aannemlijk is dat er ook later in de zomer nog grote sneeuwvelden te traverseren zijn op grotere hoogtes.
Heel anders is dit in Noorwegen, waar de maand mei alle records verpulverd heeft en het al weken droog is. Dit leidt tot een zeer snelle afsmelt van de sneeuw, evenals een vergroot risico op bosbranden. Richting het einde van het aankomende weekend komt hier een verandering in, in ieder geval tijdelijk: vrij veel neerslag en een vorstniveau welke terugloopt tot ongeveer 2100m.