Mont Blanc
Mont Blanc de Courmayeur
Dufourspitze
Nordend
Zumsteinspitze
Signalkuppe/Punta Gnifetti
Dom de Mischabel
Lyskamm
Weisshorn
Täschhorn
Matterhorn
Mont Maudit
Parrotspitze
Dent Blanche
Ludwigshöhe
Nadelhorn
Corno Nero
Grand Combin
Dome du Gouter
Lenzspitze
Finsteraarhorn
Mont Blanc du Tacul
Stecknadelhorn
Castor
Zinalrothorn
Hohberghorn
Piramide Vincent
Grandes Jorasses
Alphubel
Rimpfischhorn
Aletschhorn
Strahlhorn
Dent d´Herens
Breithorn
Jungfrau
Bishorn
Aiguille Verte
Aiguilles du Diable
Aiguille Blanche de Peuterey
Mönch
Barre des Ecrins
Pollux
Schreckhorn
Obergabelhorn
Gran Paradiso
Aiguille de Bionnassay
Fiescherhorn
Piz Bernina
Lauteraarhorn
Allalinhorn
Col de l’Iseran, 2770m
Col du Galibier, 2645m
Nufenenpas, 2478m
Grote Sint Bernard-pas, 2469m
Furkapas, 2436m
Flüelapas, 2383m
Berninapas, 2312m
Albulapas, 2312m
Julierpas, 2284m
Kleine Sint Bernard-pas, 2188m
Grimselpas, 2165m
Col du Tourmalet, 2115m
Simplonpas, 2005m
Col de la Madeleine, 1993m
Cormet de Roselend, 1968m
Col des Saisies, 1657m
Col de la Colombière, 1613m
Col de la Ramaz, 1610m
Geen berg is hetzelfde en het zelfde geldt voor de gebergten waar ze deel van uitmaken. Er zijn diverse soorten
gebergten met diverse steensoorten en klimaattypes. Over het algemeen maken we een onderscheid tussen jonge gebergten
en oude gebergten. In Europa zijn de Alpen en de Pyreneen goede voorbeelden van jonge gebergten.
De Alpen en Pyreneeën zijn ontstaan door het botsen van Italie en Spanje tegen het Europese vaste land. De krachten
die hier mee gepaard gaan dwingen de aardkorst omhoog, waarbij plooiingen ontstaan. Hoe sneller deze botsing
plaatsvindt, des te steiler is het gebergte. Uiteraard speelt ook de grootte van deze zogenaamde aardschollen een
rol. Deze factoren tesamen bepalen de hoogte en karaktereigenschappen van het gebergte. Een heel ander type gebergte zijn de zogenaamde oude gebergten, al hebben deze vaak dezelfde ontstaanswijze. Deze zijn overal in Europa te vinden: het Spaanse hoogland, Appenijnen, Reuzengebergte, Duitse middelgebergten, Schotland en het Scandinavisch Hoogland. Deze zijn al honderden miljoenen jaren oud en hebben veel te lijden gehad van erosie. Kenmerken zijn de afgeronde toppen die je vaak tegenkomt in deze gebergten en relatief vlakke dalen die vaak ook breed zijn. In gebieden met veel zachte rotsen, zoals bijvoorbeeld in de Gorges du Verdon in Frankrijk worden kloven uitgeslepen door de rivieren. Daar waar de rotsen hard zijn zullen vaker hoogvlaktes gevormd worden, zoals in Noorwegen het geval is. Er zijn echter destructievere krachten die op de rotsen in kunnen spelen waardoor zich toch kloven vormen.
Dit is ook in Noorwegen het geval: door de noordelijke ligging waren de gletsjers in de ijstijd enorm. Deze
hebben zich een weg gedrongen door de gebergten en hier diepe en soms brede fjorden uitgeslepen. De diepste
fjorden zijn meer dan 1200 meter diep, terwijl de bergen aan de randen hiervan wel 1800 meter hoog kunnen zijn.
Bovenaan deze bergen liggen vaak uitgestrekte hoogvlakten, zoals de Hardangervidda of het Finnmark-plateau.
Een andere vorm van gebergten zijn vulkanen. Voorbeelden hiervan zijn de Etna op Sicilie of de vulkanen van
IJsland. Iedere vulkaan heeft zo zijn eigen karakteristieken en vormt een unieke berg. Een van de bekendste vulkanen
is de Pico del Teide op Tenerife, welke de hoogste berg van Spanje vormt. Ook de Vesuvius, Mount Fuji en Mount St. Helen
zijn bekende vulkanen. Vulkanen groeien soms nog aardig aan. De Etna bijvoorbeeld groeit nog altijd door, waardoor Sicilie
steeds groter en hoger wordt. Ook IJsland en sommige Hawaiaanse eilanden groeien nog altijd als gevolg van de vulkanische
activiteit.
|